De Hoge Raad legt het Hof Arnhem-Leeuwarden over de knie. Uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat een periode waarin de werknemer niet daadwerkelijk activiteiten uitoefent voor zijn werkgever, niet noodzakelijk rusttijd vormt.
Onder omstandigheden kan ook een wachtdienst met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd worden aangemerkt.
Dat is het geval wanneer uit een totaalbeoordeling van alle omstandigheden van de zaak blijkt dat de verplichtingen die de werknemer worden opgelegd, van dien aard zijn dat zij een objectieve en aanzienlijke impact hebben op zijn mogelijkheden om tijdens die wachtdienst de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd, vrij in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden.
Bij de beoordeling of de verplichtingen die de werknemer krijgt opgelegd van dien aard zijn dat zijn wachtdienst met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd moet worden aangemerkt, dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met de reactietijd, en, in voorkomend geval, met 2) het gemiddeld aantal interventies.
Indien de reactietijd in het concrete geval een zodanige impact heeft dat de werknemer objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens zijn wachtdienstperioden zijn tijd vrij in te vullen, dienen die perioden in principe integraal als arbeidstijd te worden beschouwd. Een laag gemiddeld aantal interventies kan daaraan dan niet afdoen, zelfs niet als de werknemer zelden moet interveniëren.
Op basis van dit juridische kader klaagt eiser dat het oordeel van het hof onvoldoende is gemotiveerd. Alle drie de motiveringsklachten slagen.
Het hof heeft niet kenbaar beoordeeld welke impact de gestelde zeer korte reactietijd als zodanig heeft op de mogelijkheden van de werknemers om tijdens hun bereikbaarheidsdiensten hun tijd vrij in te vullen.
Het hof is ongemotiveerd voorbijgegaan aan de stellingen van de werknemers over de beperkingen die zij ondervinden door het dragen van een uniform.
Het hof heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het geen of weinig gewicht toekent aan de door de werknemers ervaren pieperdruk. Daarbij geldt dat uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat de onvoorspelbaarheid van de oproepen een bijkomend beperkend effect kan hebben op de mogelijkheid waarover de werknemer beschikt om zijn tijd vrijelijk te beheren, omdat de uit die onvoorspelbaarheid voortvloeiende onzekerheid tot gevolg kan hebben dat de werknemer in een permanente staat van paraatheid verkeert.
Comments